1971
1973
1974
1977
1978
1979
1993
1998
2000
2002
2007
"Vanaf januari zal ik weer drie keer per week met conditietraining beginnen".
heb momenteel de vorm om de titel te behalen. We kunnen zeggen dat het team Mikkola–Husqvarna–Pelle Persson momenteel goed op elkaar ingespeeld is. Het gehele team van Husqvarna is homogeen het komende jaar. Arne staat op het punt van een verrassende comeback en Bradley, met zijn dominante karakter, zal zeer competitief zijn, een goed team met goede machines en goede monteurs. In de 250cc zal de machine van Kalevi aan de kop zijn. Hij was niet goed in vorm, hij moest van onderaf beginnen maar hij heeft opnieuw zijn conditie en moraal gevonden.
C.W.: Hoe vergelijk je de klassen 250cc en 500cc?
H.M.: In de 250cc moet je een machine hebben die zeer geslepen is. In 1973 was de KTM de snelste machine, maar hij was niet makkelijk om te berijden. In dat seizoen ontving Hakan Andersson monovering, we konden hem niet volgen op de hobbelige circuits. Op dit ogenblik is de vering van de Yamaha verouderd omdat hij heel zwaar is. Wij hebben een tamelijk originele oplossing gevonden, die bovendien minder gecompliceerd is. Persoonlijk heb ik het niet gemakkelijk op een 250cc, waar een motor met minder vermogen al onmiddellijk voorbij gereden wordt. Wie de coureur is, is minder belangrijk. Een 250cc eist minder van een coureur, hij is een stuk lichter, maar op bepaalde ondergronden is hij heel moeilijk te berijden omdat de motor minder koppel heeft. De rijders in de 250cc zijn heel goed, ik denk dat Andersson, Falta en Kalevi heel sterk zijn. In 1973 was Hakan verreweg de beste.
C.W.: Wat waren deze winter jouw ervaringen na de eerste testen op je nieuwe 360?
H.M.: Kring en Lackey hadden het model al in België op de proef gesteld, terwijl ik een arm in het gips had. Zij hebben geholpen bij de ontwikkeling, maar omdat zij ontevreden waren vroeg men aan mij om de machine te proberen. Na een paar uur trainen vond ik hem fantastisch. Zij vonden hem in hun sessie nu ook heel goed. Alvorens ontwikkelingswerk te doen, hadden ze eerst aan de machine moeten wennen.
C.W.: Hoe beoordeel jij de 360 vergeleken met de verouderde 400?
H.M.: De 360 is lichter, heeft meer pk’s, iets minder koppel, maar vanwege zijn zesbak in verhouding zeer snel. Ik rij liever met de 360 dan met de verouderde 400. De 360 volgt het terrein goed, geeft het vermogen goed af aan het wiel, zodat het achterwiel altijd maximaal aan de grond is. Op harde ondergrond presteert hij wat minder, maar ik heb nog nooit een betere machine gehad dan deze 360.
C.W.: Wat doe je deze winter aan trainingen?
H.M.: Omdat ik de gewrichtsbanden verrekt heb, onderga ik een infrarood behandeling tot het einde van dit jaar. Ik ga jagen en breng de verkregen extra tijd door in het bos. Ik ga vrienden opzoeken, onlangs ontving ik mijn oude vriend Teppi Länsivuori, hij houdt erg van de Finse wodka “Koskenkorva”. Tijdens zo’n moment praat hij zelfs Engels…..! Heel raar en zelfs uitzonderlijk. Samen met Teppi maak ik uitstekende momenten mee. Tijdens de maand januari hervat ik 3 maal per week de conditietrainingen. Elke dag trainen omvat 1 uur in de ochtend en 1 uur in de middag. Eén keer in de week ga ik in het bos hardlopen, ik heb een traject van 10 kilometer waar ik 41 minuten over doe. En wat de motor betreft; ergens in het begin van komende februari ga ik in België trainen. Op 18 januari ga ik trainen in d’Alfta, in Zweden, samen met mijn maatje Teppi. Hij zal Agostini laten zweten, hij weet wel van wanten.
C.W.: Hoe vergelijk je de klassen 250cc en 500cc?
H.M.: In de 250cc moet je een machine hebben die zeer geslepen is. In 1973 was de KTM de snelste machine, maar hij was niet makkelijk om te berijden. In dat seizoen ontving Hakan Andersson monovering, we konden hem niet volgen op de hobbelige circuits. Op dit ogenblik is de vering van de Yamaha verouderd omdat hij heel zwaar is. Wij hebben een tamelijk originele oplossing gevonden, die bovendien minder gecompliceerd is. Persoonlijk heb ik het niet gemakkelijk op een 250cc, waar een motor met minder vermogen al onmiddellijk voorbij gereden wordt. Wie de coureur is, is minder belangrijk. Een 250cc eist minder van een coureur, hij is een stuk lichter, maar op bepaalde ondergronden is hij heel moeilijk te berijden omdat de motor minder koppel heeft. De rijders in de 250cc zijn heel goed, ik denk dat Andersson, Falta en Kalevi heel sterk zijn. In 1973 was Hakan verreweg de beste.
C.W.: Wat waren deze winter jouw ervaringen na de eerste testen op je nieuwe 360?
H.M.: Kring en Lackey hadden het model al in België op de proef gesteld, terwijl ik een arm in het gips had. Zij hebben geholpen bij de ontwikkeling, maar omdat zij ontevreden waren vroeg men aan mij om de machine te proberen. Na een paar uur trainen vond ik hem fantastisch. Zij vonden hem in hun sessie nu ook heel goed. Alvorens ontwikkelingswerk te doen, hadden ze eerst aan de machine moeten wennen.
C.W.: Hoe beoordeel jij de 360 vergeleken met de verouderde 400?
H.M.: De 360 is lichter, heeft meer pk’s, iets minder koppel, maar vanwege zijn zesbak in verhouding zeer snel. Ik rij liever met de 360 dan met de verouderde 400. De 360 volgt het terrein goed, geeft het vermogen goed af aan het wiel, zodat het achterwiel altijd maximaal aan de grond is. Op harde ondergrond presteert hij wat minder, maar ik heb nog nooit een betere machine gehad dan deze 360.
C.W.: Wat doe je deze winter aan trainingen?
H.M.: Omdat ik de gewrichtsbanden verrekt heb, onderga ik een infrarood behandeling tot het einde van dit jaar. Ik ga jagen en breng de verkregen extra tijd door in het bos. Ik ga vrienden opzoeken, onlangs ontving ik mijn oude vriend Teppi Länsivuori, hij houdt erg van de Finse wodka “Koskenkorva”. Tijdens zo’n moment praat hij zelfs Engels…..! Heel raar en zelfs uitzonderlijk. Samen met Teppi maak ik uitstekende momenten mee. Tijdens de maand januari hervat ik 3 maal per week de conditietrainingen. Elke dag trainen omvat 1 uur in de ochtend en 1 uur in de middag. Eén keer in de week ga ik in het bos hardlopen, ik heb een traject van 10 kilometer waar ik 41 minuten over doe. En wat de motor betreft; ergens in het begin van komende februari ga ik in België trainen. Op 18 januari ga ik trainen in d’Alfta, in Zweden, samen met mijn maatje Teppi. Hij zal Agostini laten zweten, hij weet wel van wanten.
C.W.: Wie zijn je beste vrienden tijdens het kampioenschap?
H.M.: Vrienden voor het leven zijn Kalevi, Tirinen en Teppi, verder heb ik niet echt vrienden tussen de rijders. Ik kan goed opschieten met DeCoster, Wolsink, Lackey, Kring, eigenlijk met iedereen wel.
C.W.: Welke circuits hebben jouw voorkeur?
H.M.: Hyvinkää en bovenal Wohlen in Zwitserland, Carlsbad in de USA is ook heel goed, hoewel erg kort. Ik hou erg van Gaillefontaine, het is een loodzwaar cicuit om te rijden en het vereist een maximale fysieke conditie. Ik hou van circuits die moeilijk zijn om te rijden, maar niet zo van snelle circuits zoals in Italië. Ik hou behoorlijk van de Belgische circuits, die zijn zwaar, daarentegen haat ik Namen. Het is een gevaarlijk circuit, meer geschikt voor trialrijders.
C.W.: Wat zijn je bevindingen met Franse crossers?
H.M.: Ik ken er niet zo veel. Ik ken Bacou een beetje, hij doet het goed in Frankrijk. Het zijn daar tamelijk specialistische circuits. Ik denk dat Bacou de beste Fransman is, maar hij zit niet bij de beste coureurs van het WK-circus, hij zit ergens tussen de 20 en 30. Ik denk dat de Franse coureurs een hele slechte conditie hebben, ze houden het tempo geen hele manche vol en ze zijn niet bijzonder snel, behalve op hun eigen circuits. Ik zag veel Franse rijders wijn drinken voor een wedstrijd, dat helpt niet erg mee in het verkrijgen van een goede conditie. Ik hou wel van de organisatie in Frankrijk, die is heel aardig, er zijn altijd heel veel toeschouwers en de sfeer is heel goed. Behalve Bacou en Nowack ken ik niemand. De Franse rijders behoren niet tot de toprijders. Het is moeilijk over ze te oordelen als je ze niet goed kent.
C.W.: Wie zijn op dit moment de jonge talenten in Finland?
H.M.: Er zijn zeker 2 grote coureurs in wording, het zijn Göte Liljegren en de zeer jonge Erkki Sundström, de laatste is pas 19 jaar. Het komende jaar begint hij aan zijn leerjaar in de GP 250cc. Hij zal de hele wereld versteld doen staan want hij heeft een ijzersterke wil en een zeer goede conditie. Hij houd er van om te winnen en dat is essentieel.
C.W.: What kind of man are you?
H.M.: I am a cheerful man. Kaija are appropriate at me, she understands me and let me run my career. She’s frequently at home because I stay for long on the circuits. In her I've met a very good better half.
C.W.: Hoe komt het dat de Finse coureurs die geboren zijn in 1945 naar de top van de sport zijn geklommen, ik noem Saarinen, Länsivuori, Vehkonen, Storm, waarom zij? (het is Juha Tirinen die antwoord)
J.T.: Na 4 jaar oorlog, waarin onze vaderen gedwongen waren te vechten tegen de Russen en de Duitsers, hadden ze niet veel vrouwen gezien. Toen de oorlog voorbij was kwam er een geboortegolf die ongekend was voor Finland (allebei barsten ze in lachen uit). Trouwens, degenen die geboren zijn in 1947 of 1948 hebben we naar ik weet nog nooit in een GP gezien (weer wordt er gelachen). Men heeft dit gedaan zodat Finland overleeft en dat wil men laten zien ook. De bewijzen zijn er en het is nog lang niet voorbij. Wij Finnen, wij hebben “SISU” (moed, vastberadenheid, uithoudingsvermogen).
En aangezien de Finnen die aspecten niet lichtzinnig opnemen, “grappen ze” dat ze nog van zich zullen laten horen.
H.M.: Vrienden voor het leven zijn Kalevi, Tirinen en Teppi, verder heb ik niet echt vrienden tussen de rijders. Ik kan goed opschieten met DeCoster, Wolsink, Lackey, Kring, eigenlijk met iedereen wel.
C.W.: Welke circuits hebben jouw voorkeur?
H.M.: Hyvinkää en bovenal Wohlen in Zwitserland, Carlsbad in de USA is ook heel goed, hoewel erg kort. Ik hou erg van Gaillefontaine, het is een loodzwaar cicuit om te rijden en het vereist een maximale fysieke conditie. Ik hou van circuits die moeilijk zijn om te rijden, maar niet zo van snelle circuits zoals in Italië. Ik hou behoorlijk van de Belgische circuits, die zijn zwaar, daarentegen haat ik Namen. Het is een gevaarlijk circuit, meer geschikt voor trialrijders.
C.W.: Wat zijn je bevindingen met Franse crossers?
H.M.: Ik ken er niet zo veel. Ik ken Bacou een beetje, hij doet het goed in Frankrijk. Het zijn daar tamelijk specialistische circuits. Ik denk dat Bacou de beste Fransman is, maar hij zit niet bij de beste coureurs van het WK-circus, hij zit ergens tussen de 20 en 30. Ik denk dat de Franse coureurs een hele slechte conditie hebben, ze houden het tempo geen hele manche vol en ze zijn niet bijzonder snel, behalve op hun eigen circuits. Ik zag veel Franse rijders wijn drinken voor een wedstrijd, dat helpt niet erg mee in het verkrijgen van een goede conditie. Ik hou wel van de organisatie in Frankrijk, die is heel aardig, er zijn altijd heel veel toeschouwers en de sfeer is heel goed. Behalve Bacou en Nowack ken ik niemand. De Franse rijders behoren niet tot de toprijders. Het is moeilijk over ze te oordelen als je ze niet goed kent.
C.W.: Wie zijn op dit moment de jonge talenten in Finland?
H.M.: Er zijn zeker 2 grote coureurs in wording, het zijn Göte Liljegren en de zeer jonge Erkki Sundström, de laatste is pas 19 jaar. Het komende jaar begint hij aan zijn leerjaar in de GP 250cc. Hij zal de hele wereld versteld doen staan want hij heeft een ijzersterke wil en een zeer goede conditie. Hij houd er van om te winnen en dat is essentieel.
C.W.: What kind of man are you?
H.M.: I am a cheerful man. Kaija are appropriate at me, she understands me and let me run my career. She’s frequently at home because I stay for long on the circuits. In her I've met a very good better half.
C.W.: Hoe komt het dat de Finse coureurs die geboren zijn in 1945 naar de top van de sport zijn geklommen, ik noem Saarinen, Länsivuori, Vehkonen, Storm, waarom zij? (het is Juha Tirinen die antwoord)
J.T.: Na 4 jaar oorlog, waarin onze vaderen gedwongen waren te vechten tegen de Russen en de Duitsers, hadden ze niet veel vrouwen gezien. Toen de oorlog voorbij was kwam er een geboortegolf die ongekend was voor Finland (allebei barsten ze in lachen uit). Trouwens, degenen die geboren zijn in 1947 of 1948 hebben we naar ik weet nog nooit in een GP gezien (weer wordt er gelachen). Men heeft dit gedaan zodat Finland overleeft en dat wil men laten zien ook. De bewijzen zijn er en het is nog lang niet voorbij. Wij Finnen, wij hebben “SISU” (moed, vastberadenheid, uithoudingsvermogen).
En aangezien de Finnen die aspecten niet lichtzinnig opnemen, “grappen ze” dat ze nog van zich zullen laten horen.
Wij Finnen, wij hebben “SISU” (moed, vastberadenheid, uithoudingsvermogen).