1971
1973
1974
1977
1978
1979
1993
1998
2000
2002
2007
Heikki Mikkola met zijn vrouw Kaija.
Het komende seizoen
met Mikkola
met Mikkola
Door C. Wackerman
Ik ontmoette Heikki Mikkola op de 18e en 19e november. In tegenstelling tot zijn collega-crossers heeft Heikki de Trans-AMA serie niet afgemaakt, omdat hij de gewrichtsbanden van zijn linker voet verrekt had. Rustig en ontspannen verscheen Heikki op het afgesproken tijdstip tijdens zijn “grote vakantie”. Komend vanaf de Husqvarna fabriek en vergezeld door zijn vriend Juha Tirinen, sinds enkele jaren de Finse Husqvarna importeur, had Heikki een uitstekend humeur voor dit interview.
Heikki is geboren op 6 juli 1945 in Mikkeli, een dorp ongeveer 200 kilometer ten noorden van Helsinki. Hij is het 3e kind van een gezin bestaande uit 2 jongens en een meisje. Zijn broer, die 4 jaar ouder is, is onderwijzer op een lagere school en zijn zus, die 2 jaar ouder is dan hem, is professor (lerares) op een gymnasium in Helsinki. Zijn vader, werkzaam bij een houtzagerij, verhuisde vlak na Heikki’s geboorte naar Sajaniemi. Daar ging Heikki van z’n 6e tot zijn 14e naar school en begon hij als leerling monteur bij een autogarage. Op z’n 14e werkte hij als belader op een hijskraan om boomstammen op een trailer te laden, die ze van Sajaniemi naar de haven van Helsinki brachten. Tijdens dit werk kreeg hij een uitstekende conditie. Van zijn 16e tot en met zijn 18e volgde hij een opleiding op een school voor automonteurs en daar behaalde hij ook zijn diploma. Hij verliet de school in de herfst van 1963 en begon als monteur bij de importeur van Bedford. Het was tijdens die winter dat hij de oude Husqvarna van Matti Pesonen kocht.
C.W.: Hoe leerde je Matti Pesonen kennen?
H.M.: Matti en ik komen allebei uit Sajaniemi. Het was Matti die aan het begin stond van mijn carrière. Matti had een 250cc Husqvarna uit 1963 gekocht. Als hij ging trainen dan vroeg hij of ik mee ging, ik hielp dan een beetje met het onderhoud van zijn machine en aan het eind van zijn training liet hij mij ook rijden. Omdat hij al meer ervaring met crossen had, wees hij mij op de dingen die ik niet goed deed. Op een dag mocht ik zijn machine lenen voor twee ronden, ik zat in de rats en deed erg voorzichtig. Matti wilde een nieuwe Husqvarna gaan kopen en stelde mij voor om zijn model uit ’63 over te nemen. Ik stemde toe want zo kon ik samen met Matti wedstrijden gaan rijden. Hij reed bij de senioren en ik bij de junioren. We deden allebei mee met het 250cc ijsrace kampioenschap, in januari 1964. Matti eindigde als derde, achter Jarno Saarinen en Teuvo Länsivuori. In mijn klasse eindigde ik als zesde. In die tijd gebruikten we nog banden zonder noppen, dat was erg leuk. De finale was heel spannend geweest tussen Jarno, Teuvo en Matti, die met z’n drieën superieur waren ten opzichte van hun tegenstanders. In de lente begon ik aan mijn eerste seizoen bij de motocross junioren. Ik won alle wedstrijden, zonder problemen. Ik trainde met Matti, die een echte stylist was, hij ging heel hard maar niet voor zo lang. Als we bijvoorbeeld 15 ronden in het zand trainden, dan bleef ik 10 ronden aan zijn achterwiel of vlak bij hem, dan werd hij moe en reed ik
Heikki is geboren op 6 juli 1945 in Mikkeli, een dorp ongeveer 200 kilometer ten noorden van Helsinki. Hij is het 3e kind van een gezin bestaande uit 2 jongens en een meisje. Zijn broer, die 4 jaar ouder is, is onderwijzer op een lagere school en zijn zus, die 2 jaar ouder is dan hem, is professor (lerares) op een gymnasium in Helsinki. Zijn vader, werkzaam bij een houtzagerij, verhuisde vlak na Heikki’s geboorte naar Sajaniemi. Daar ging Heikki van z’n 6e tot zijn 14e naar school en begon hij als leerling monteur bij een autogarage. Op z’n 14e werkte hij als belader op een hijskraan om boomstammen op een trailer te laden, die ze van Sajaniemi naar de haven van Helsinki brachten. Tijdens dit werk kreeg hij een uitstekende conditie. Van zijn 16e tot en met zijn 18e volgde hij een opleiding op een school voor automonteurs en daar behaalde hij ook zijn diploma. Hij verliet de school in de herfst van 1963 en begon als monteur bij de importeur van Bedford. Het was tijdens die winter dat hij de oude Husqvarna van Matti Pesonen kocht.
C.W.: Hoe leerde je Matti Pesonen kennen?
H.M.: Matti en ik komen allebei uit Sajaniemi. Het was Matti die aan het begin stond van mijn carrière. Matti had een 250cc Husqvarna uit 1963 gekocht. Als hij ging trainen dan vroeg hij of ik mee ging, ik hielp dan een beetje met het onderhoud van zijn machine en aan het eind van zijn training liet hij mij ook rijden. Omdat hij al meer ervaring met crossen had, wees hij mij op de dingen die ik niet goed deed. Op een dag mocht ik zijn machine lenen voor twee ronden, ik zat in de rats en deed erg voorzichtig. Matti wilde een nieuwe Husqvarna gaan kopen en stelde mij voor om zijn model uit ’63 over te nemen. Ik stemde toe want zo kon ik samen met Matti wedstrijden gaan rijden. Hij reed bij de senioren en ik bij de junioren. We deden allebei mee met het 250cc ijsrace kampioenschap, in januari 1964. Matti eindigde als derde, achter Jarno Saarinen en Teuvo Länsivuori. In mijn klasse eindigde ik als zesde. In die tijd gebruikten we nog banden zonder noppen, dat was erg leuk. De finale was heel spannend geweest tussen Jarno, Teuvo en Matti, die met z’n drieën superieur waren ten opzichte van hun tegenstanders. In de lente begon ik aan mijn eerste seizoen bij de motocross junioren. Ik won alle wedstrijden, zonder problemen. Ik trainde met Matti, die een echte stylist was, hij ging heel hard maar niet voor zo lang. Als we bijvoorbeeld 15 ronden in het zand trainden, dan bleef ik 10 ronden aan zijn achterwiel of vlak bij hem, dan werd hij moe en reed ik
de overige ronden mezelf los van hem. Matti heeft nooit de conditie verkregen die nodig is om aan de top van de motocross te komen, om deze reden richtte hij zich meer op de wegrace, daar kwam de fysieke conditie op de tweede plaats. Maar omdat Matti heel gedreven is, een goede monteur en vooral erg eigenzinnig is, heeft hij op het gebied van de wegrace veel respect afgedwongen.
C.W.: Wat vond je van de ambiance in Finland in die tijd?
H.M.: Alles ging toen heel snel in Finland. De coureurs hadden er zin in tussen 1964 en 1967. Er was niet veel publiek tijdens wedstrijden op ijs en nog minder publiek bij crosswedstrijden. Maar dat belette de crossers niet om toch aanvallend te rijden. Ze waren alle zondagen te vinden op ijsracebanen, in het bos voor een enduro of op een crossbaan. In 1965 eindigde ik als vierde in het 250cc ijsrace kampioenschap, achter Jarno, Teppi en Matti. Ik deed mee aan een wedstrijd op een drafrenbaan waar ik derde werd achter Matti en Teppi. Op dat moment oriënteerden Matti en Teppi zich op de wegrace. Op de renbaan kon ik ze door de bochten heel goed bijhouden, maar op de twee rechte stukken liepen ze weer 10 meter op mij uit, want ze hadden hun Husqvarna’s opgevoerd zodat ze daar op pure snelheid voordeel van hadden. Op de renbaan gaf je nooit op en ging je steeds tot het uiterste, een beetje snijden voor de bocht, jezelf dwarszetten en vervolgens achterin opnieuw. Aan het eind van de 2e ronde werd het vermogen minder want de motor begon warm te lopen en hield er na 5 ronden zelfs helemaal mee op. Deze wed-strijden zijn tamelijk vervelend, er zijn slechts 2 bochten.
Ik had mijn motor niet zo goed geprepareerd als Teppi of Matti en wilde vooral niet steeds de gelederen sluiten. Ik verliet deze tak van sport. Eerder had ik al meegedaan met enduro’s, daar versloeg ik Teppi en Matti en op Pääiäänenajo, die bijna 24 uur duurt, was ik vóór de Husqvarna van Kalevi Vehkonen.
C.W.: Wat voor type coureurs waren Länsivuori en Saarinen?
H.M.: Teppi had hetzelfde probleem als Matti; hij had een slechte fysieke conditie. Länsivuori was geen hele goede crosser, ik denk dat hij minder goed was dan Matti Pesonen. Teppi had zijn Husqvarna altijd heel goed geprepareerd, voor de wegrace was dat heel goed, maar bij de cross is het de conditie die telt. Jarno had iets zeer speciaals. Ik wist dat hij trainde voor de cross, maar ik had hem nooit in deze tak succes zien hebben. Hij was een hele goede enduro rijder, uitstekend op ijs en sneeuw. Hij was beter dan Länsivuori, maar zover als ik mij kan herinneren, had hij moeite om zich van Matti Pesonen te ontdoen. Jarno had iets wat wij niet hadden, hij bezat andere banden dan de onze en hij modificeerde ze regelmatig. Tijdens de wedstrijden op ijs bezat hij nooit de beste machine maar dat belette hem niet om te winnen. In die tijd was dat nog mogelijk, tegenwoordig zou dit niet meer lukken. Jarno was zeker zeer gedreven en gewaagd aan Teppi. Ik heb niet vaak tegen Jarno gereden omdat hij zich erg op de wegrace richtte, maar hij heeft wel indruk op mij gemaakt. In de wegrace leidde Matti Pesonen in dat tijdperk. Matti sprak geen Engels of Zweeds zoals Jarno en dat werkte in zijn nadeel.
C.W.: Wat vond je van de ambiance in Finland in die tijd?
H.M.: Alles ging toen heel snel in Finland. De coureurs hadden er zin in tussen 1964 en 1967. Er was niet veel publiek tijdens wedstrijden op ijs en nog minder publiek bij crosswedstrijden. Maar dat belette de crossers niet om toch aanvallend te rijden. Ze waren alle zondagen te vinden op ijsracebanen, in het bos voor een enduro of op een crossbaan. In 1965 eindigde ik als vierde in het 250cc ijsrace kampioenschap, achter Jarno, Teppi en Matti. Ik deed mee aan een wedstrijd op een drafrenbaan waar ik derde werd achter Matti en Teppi. Op dat moment oriënteerden Matti en Teppi zich op de wegrace. Op de renbaan kon ik ze door de bochten heel goed bijhouden, maar op de twee rechte stukken liepen ze weer 10 meter op mij uit, want ze hadden hun Husqvarna’s opgevoerd zodat ze daar op pure snelheid voordeel van hadden. Op de renbaan gaf je nooit op en ging je steeds tot het uiterste, een beetje snijden voor de bocht, jezelf dwarszetten en vervolgens achterin opnieuw. Aan het eind van de 2e ronde werd het vermogen minder want de motor begon warm te lopen en hield er na 5 ronden zelfs helemaal mee op. Deze wed-strijden zijn tamelijk vervelend, er zijn slechts 2 bochten.
Ik had mijn motor niet zo goed geprepareerd als Teppi of Matti en wilde vooral niet steeds de gelederen sluiten. Ik verliet deze tak van sport. Eerder had ik al meegedaan met enduro’s, daar versloeg ik Teppi en Matti en op Pääiäänenajo, die bijna 24 uur duurt, was ik vóór de Husqvarna van Kalevi Vehkonen.
C.W.: Wat voor type coureurs waren Länsivuori en Saarinen?
H.M.: Teppi had hetzelfde probleem als Matti; hij had een slechte fysieke conditie. Länsivuori was geen hele goede crosser, ik denk dat hij minder goed was dan Matti Pesonen. Teppi had zijn Husqvarna altijd heel goed geprepareerd, voor de wegrace was dat heel goed, maar bij de cross is het de conditie die telt. Jarno had iets zeer speciaals. Ik wist dat hij trainde voor de cross, maar ik had hem nooit in deze tak succes zien hebben. Hij was een hele goede enduro rijder, uitstekend op ijs en sneeuw. Hij was beter dan Länsivuori, maar zover als ik mij kan herinneren, had hij moeite om zich van Matti Pesonen te ontdoen. Jarno had iets wat wij niet hadden, hij bezat andere banden dan de onze en hij modificeerde ze regelmatig. Tijdens de wedstrijden op ijs bezat hij nooit de beste machine maar dat belette hem niet om te winnen. In die tijd was dat nog mogelijk, tegenwoordig zou dit niet meer lukken. Jarno was zeker zeer gedreven en gewaagd aan Teppi. Ik heb niet vaak tegen Jarno gereden omdat hij zich erg op de wegrace richtte, maar hij heeft wel indruk op mij gemaakt. In de wegrace leidde Matti Pesonen in dat tijdperk. Matti sprak geen Engels of Zweeds zoals Jarno en dat werkte in zijn nadeel.